Villa Baeten-Verbist
Serristenvilla Jezus Eikse Steenweg
In juni 1923 kochten Lutgardus Baeten en Louise Panneels een terrein op de Jezus Eiksesteenweg. Het was een terrein van 45 are op de ‘’Molenberg’’ 'één van de hoogste punten van het dorp op een hoogte van 114 m. Tot dat moment had Lutgardus Baeten zijn professioneel leven succesvol geleid door beroepen als smid, serrist en druivenmarchand te combineren. Hierdoor kon hij een nieuw en voor die tijd modern serristenbedrijf uit de grond stampen met een prachtige serristenwoning, acht blokken met telkens 3 druivenserres, een steenkool/mestplein, een kleine arbeiderswoning voor een klein arbeidersgezin en niet te vergeten....een moestuintje. De serristenvilla is ontworpen geweest door een lokaal bedrijf (de tussenkomst van een architect was toen nog niet verplicht). De meeste serristenvilla's in het dorp werden ontworpen door architect Charles Mariën, een lokale architect die vanaf het interbellum mee de stijl zou bepalen voor de bouw van de meeste serristenvilla’s in de streek maar deze villa zou niet door hem zijn ontworpen. De stenen werden in die tijd ter plekke zelf afgegraven en ook gebakken in steenovens op het terrein zelf. De villa straalde, zoals de meeste serristenvillas, de weelde en het vermogen van de eigenaar uit. Ze was modern voor de periode waarin ze werd gebouwd en had alle luxe van die tijd : een majestueuze inkom met trap, grote verblijfplaats waar men dagelijks verbleef met een kleine keuken, een grote ruimte vooraan (salon en eetplaats) die enkel gebruikt werd voor speciale of grote gelegenheden, drie slaapkamers, kelder en een grote zolder. Er was geen badkamer maar de woning had wel al centrale verwarming en telefoon wat voor die tijd zeldzaam was.
In 1937 trokken Jules Baeten (zoon van Lutgardus) met zijn echtgenote Maria Verbist en hun 2 kinderen in deze woning in. En in 1943 werden er reeds verbeteringswerken aan deze woning uitgevoerd met een grotere keuken en een badkamer. Ook het aantal serren werd opgedreven naar 26. Op het einde van de jaren 60 besloten Jules Baeten en zijn echtgenote echter wijselijk om de helft van de serristen exploitatie te verkopen. De Hoeilaartse druiven ondervonden een sterke concurrentie van de druiven die uit het zuiden van Europa ingevoerd werden sinds het openen van de Europese grenzen in 1963. Deze druiven hadden een veel lagere productiekost aangezien ze niet gestookt hoefden te worden met dure steenkool zoals in Hoeilaart. Jules was op dat moment al de 60 voorbij, had al zijn investeringen afbetaald, de arbeidskosten werden duurder en het was nog moeilijk om personeel te vinden om in de serres te willen werken. De resterende 14 serres werden dus één voor één afgebroken (de gemeente betaalde toen zelfs een premie van 3.000 BF voor elke afgebroken serre) en de woning kwam eenzaam en alleen op het resterende stuk terrein van een kleine 20 are te staan. In de jaren ’80 werd de woning finaal verkocht door Jules Baeten en zijn echtgenote en verhuisden zij naar een appartement in het centrum van Hoeilaart waar ze bleven wonen tot hun overlijden in 1991.
De toenmalige eigenaarswissel deed de woning geen deugd en had te lijden van een minder goed onderhoud en de villa ging langzaam achteruit. Toen ze nog eens van eigenaars wisselde rond 2010 kwam er schot in de zaak met een mooie symmetrische uitbreiding van de villa langs de linkerkant. Na wat vertraging in de finale afwerking en nog heel wat ingrepen prijkt hier vandaag opnieuw een schitterende serristenvilla op dit knap perceeltje grond.
Met dank aan Hubert Baeten zoon van Jules Baeten en Maria Verbist voor de historiek en Stephane Baeten voor de foto.